Hoe een treinreis zonder telefoon tot een waanzinnig zelfinzicht kan leiden
De smartphone heeft ons leven op z’n kop gezet, zeggen ze weleens. Een dooddoener, vond ik altijd. Dat weet toch iedereen? Maar vandaag drong de betekenis van die woorden pas echt tot me door. Mijn telefoon bleek namelijk kortstondig overleden. Klinisch dood, zeg maar. En je beseft pas wat je hebt als het er niet meer is. Hoe een treinreis zonder smartphone tot een waanzinnig zelfinzicht kan leiden.
Ik had het onding gisteravond aan de oplader gelegd, in de veronderstelling dat ik ‘m vandaag weer volop kon gebruiken. Het beloofde immers een drukke dag te worden. ’s Middags had ik een afspraak in het zuiden van het land en met zo’n treinrit voor de boeg kun je er maar beter voor zorgen dat je batterij tjokvol zit.
Maar toen ik eenmaal in de trein zat, ontdekte ik dat het scherm van mijn telefoon zwart bleef. Hoe stevig ik ook de aan-knop indrukte, het geruststellende opstartscherm verscheen niet. Kennelijk had het stekkertje van de oplader er vannacht niet goed in gezeten.
Eerste reactie: paniek. Hoe kan ik mijn afspraak inlichten als ik vertraging heb? (Want als ervaren NS-reiziger weet je één ding zeker: de kans op een tijdige aankomst is klein.) Alle telefooncellen zijn in de afgelopen jaren stilletjes verdwenen. En een medereiziger vragen of ik z’n telefoon mag gebruiken is not done: smartphones zijn inmiddels zo persoonlijk dat je evengoed kunt vragen of je met iemands partner naar bed mag.
Paniek maakte plaats voor ergernis. Waarom deed dat ding het niet? Ik wilde lezen, muziek luisteren en domme kattenfilmpjes kijken. Ik wilde weten wat voor weer het morgen zou worden, mijn frustratie delen met vrienden op Facebook en naar de Nederlandse Spoorwegen tweeten dat ze nodig stopcontacten in de tweede klas moeten installeren. Maar ik kon helemaal niets. Ik wist niet eens op welk perron ik straks zou moeten overstappen.
Tijdens de overstap in Den Bosch rende ik de Bruna binnen. Ik trok een willekeurig tijdschrift over geschiedenis uit het rek en liep ermee naar de kassa. “Dat is dan zeven euro vijftig”, zei de medewerkster. Ik betaalde, maar vanbinnen protesteerde ik: wat ik digitaal lees, heeft me nog nooit een cent gekost.
Toen ik weer op het perron stond, greep ik voortdurend naar mijn jaszak. Had ik nog appjes of mail? Natuurlijk niet, stommerd. Op dat moment keek ik om mij heen. Pas toen viel het me op hoeveel mensen naar hun telefoon staarden. Op een ouder echtpaar na zat iedereen in zijn volmaakte bubbel. En verdorie, zag ik de oude vrouw toch niet stiekem naar haar Nokia 3310 gluren?
Ik begon er plezier in te krijgen. Even hoefde ik niet meer te reageren op elke bliep of zoem die ik hoorde. Amper vijf jaar geleden had ik geeneens een mobiel met internet, bedacht ik. Nu beheerst het bijna mijn hele leven. Wanneer heeft die stille revolutie zich voltrokken? Ik groef in mijn geheugen, maar het lukte me niet om een bevredigend antwoord te vinden. Met de digitale agenda op mijn telefoon zou me het een stuk makkelijker afgaan…
Aangekomen op mijn afspraak plugde ik de telefoon meteen in het stopcontact. “Was het druk in de trein?”, vroeg iemand. “Nee hoor”, zei ik. “Het was eigenlijk heerlijk rustig.”
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op StoriesGuy.nl.