Ik ontdekte het Twitter van 1928… in mijn boekenkast
Fitties zijn van alle tijden. In de kantlijn van een 90 jaar oud boek vond ik een scheldpartij die op Twitter niet had misstaan.
Als we de media mogen geloven, loopt er een diepe kloof door onze samenleving. Als het nieuws niet volstaat met verhalen over gele hesjes, dan hoor je Mark Rutte wel tekeergaan over ‘witte wijn sippende elites’.
Ik betwijfel of die kloof echt zo diep is als de media ons voorspiegelen. Sensatie is tenslotte hun verdienmodel. Maar het is zonder meer waar dat er af en toe flink met modder wordt gegooid. Op Twitter, bijvoorbeeld. Daar is een scheldpartij tussen ‘boze witte mannen’ en ‘deugmensen’ nooit ver weg.
Iedereen met een beetje historisch besef weet dat mensen altijd al elkaar de koppen insloegen vanwege echte en vermeende verschillen. Maar werd er vroeger ook zoveel getierd en gevloekt als nu op social media?
Ik vroeg me dat altijd af. Tot ik laatst een 90 jaar oud boek opensloeg. Het boek stond in mijn boekenkast en ik had er niet meer naar omgekeken sinds ik het jaren geleden in een antiquariaat had opgeduikeld. Ik had het aangeschaft in een periode dat ik zo’n beetje elk boek kocht dat me voor de voeten kwam. Je weet wel: wel kopen, nooit lezen. (Een dure hobby waar ik inmiddels mee ben gestopt.)
Het fascisme in Italië verscheen in 1928 en is van de hand van Jan Willem Matthijsen. Matthijsen, een bestuurder van de SDAP (een voorloper van de PvdA) en gemeenteraadslid te Amsterdam, beschrijft in dit boek de fascistische staat onder Mussolini. De Italiaanse dictator was toen nog maar een paar jaar aan de macht.
Wat maakt dit boek nu zo relevant voor 2019? Niet de inhoud, maar de aantekeningen die iemand er met potlood in de kantlijn bij heeft gezet. Een anonieme lezer heeft mijn exemplaar in de late jaren 20 namelijk gebruikt om een recensie te schrijven. En hij gaat aardig tekeer.
Op het schutblad steekt de recensent gelijk van wal. Hij schrijft: “Schrijver [Matthijsen] is redacteur van [de socialistische krant] ‘Het Volk’. Dit bonaperfide persoontje, door A. Thomas’ uitspraken op het ideetje ‘gekomen’ dat al dat gespuw van de [sociaaldemocraten] op het fascisme maar minderwaardigheidscomplexe centjes en eertjes-angst is, rent met zijn dikke pootjes achter het doodsocialisme aan en… de f. 1000,- doen de rest.”
“Aan ervaring in het tegen de klippen op liegen heeft de S.D.A.P. geen gebrek, getuige hun gewone publicaties”, staat eronder met pen geschreven. “Springen wellicht de waarheden van het fascisme zoo in het oog – zelfs voor den Heer [Matthijsen] – dat zelfs de Heer M. ze niet heelemaal negeeren kan?”
Verderop in het boek moppert de 20e-eeuwse trol vrolijk door. Hij markeert hele lappen tekst en schrijft in de kantlijn: “Dit is onzin.”
Soms trekt de recensent de verstandelijke vermogens van Matthijsen in twijfel.
Wanneer Matthijsen schrijft dat we moeten streven naar vrijheid binnen een democratische samenleving, kalkt de recensent er “Vrome wensch!” naast. Dat zal wel de ouderwetse manier zijn om “Dream on!” te zeggen.
“Hij vergeet vooral ook niet, punten aan te roeren, die de S.D.A.Patsers niet ter harte gaan.” Ergens anders noemt hij Matthijsen een ‘S.D.A.Prolurk’. Prolurk? Ah, een proleterige schurk dus.
Tot slot trof ik tussen de bladzijden nog iets anders aan: een haar.
Zou de recensent zich die uit ergernis uit het hoofd hebben getrokken?