Tom Falkenstein over hoogsensitieve mannen: “Ik geloof graag dat we het laatste gevecht leveren.”

Tom FalkensteinTom Falkenstein (1979) is psychotherapeut in Berlijn en oprichter van het European Centre for High Sensitivity. Onlangs verscheen zijn boek Hochsensible Männer, waarin hij schrijft over hoogsensitiviteit, mannelijke identiteit en zelfzorg. Pieter Offermans spreekt hem over zijn drijfveren en conclusies.

Er zijn de laatste tijd veel boeken over hoogsensitiviteit verschenen. Waarom besloot je Hochsensible Männer te schrijven? Wat maakt dit boek anders dan de rest?

Tom Falkenstein: “Ik hoorde voor het eerst over hoogsensitiviteit in 2013, toen ik als psychotherapeut in Londen werkte. In die tijd kreeg ik veel mannelijke cliënten die hun leven lang al worstelden met het idee te gevoelig, te emotioneel of te verlegen te zijn. Allemaal dachten ze dat er iets aan hen mankeerde. Ze hadden het gevoel dat ze hadden gefaald om naar het ‘mannelijke ideaal’ te leven en een ‘echte man’ te zijn.

Deze mannen waren jong, ze hadden een goede opleiding genoten, ze waren geboren en opgegroeid in het vrijdenkende, wereldse Londen. En toch: ze voelden zich ongelukkig omdat ze ’te sensitief’ waren. In hun hoofd konden ze dat niet rijmen met hun beeld van mannelijkheid. Vaak vroegen ze me hoe ze konden leren om minder sensitief en introvert te zijn en hoe ze in plaats daarvan meer extravert en stoerder konden overkomen.”

Ze wilden zich aanpassen aan het stereotiepe beeld van ‘de man’.

“Ja. Daarom ging ik op Google zoeken naar ‘sensitieve mannen’, in de hoop dat ik een boek of goed artikel zou vinden waarmee ik deze cliënten kon helpen. Waarmee ik kon laten zien dat hun sensitiviteit iets positiefs is, of op z’n minst een neutrale eigenschap. Maar ik vond niets. Geen enkel boek ging dieper op het thema in. Ik dacht: hoe is dit mogelijk? Hoe kan het dat we in 2013 niet openlijk praten over mannelijke identiteit en sensitiviteit? Verbazingwekkend, vond ik dat.

Al zoekend ontdekte ik de term ‘hoogsensitiviteit’, het boek Hoogsensitieve personen van Elaine Aron en ook het onderzoek dat zij al sinds de jaren 90 uitvoert. Die wetenschappelijke studies fascineerden me. Ik las meer literatuur over het onderwerp en het viel me opnieuw op dat geen enkel boek zich specifiek op mannen richtte. De meeste boeken waren geschreven door vrouwen en vaak leek het ook alsof ze zich in de eerste plaats op een vrouwelijk publiek richtten.

Ik wilde daar iets aan doen en besloot daarom een boek te schrijven dat voornamelijk bedoeld is voor mannen. Hoewel ik natuurlijk ook hoop dat vrouwen het zullen lezen. Misschien omdat ze zelf hoogsensitief zijn, of omdat ze hun hoogsensitieve partner, zoon, broer of vader beter willen leren begrijpen.”

Wat verraste je het meest tijdens het onderzoek voor je boek?

“Eerlijk? Hoe gemakkelijk het hele proces ging (lacht). Ik schreef twee hoofdstukken en stuurde ze naar vijf uitgevers. Twee van hen zeiden meteen ja. Toen ik een aantal mannen en wetenschappers benaderde met de vraag of ik ze voor het boek kon interviewen, kreeg ik hele positieve reacties. De meeste mannen spraken bijzonder openlijk over hoogsensitiviteit en ze moedigden me aan tijdens het schrijfproces. Dat was zeer belangrijk voor mij. Het bevestigde mijn vermoeden dat meer mensen het thema belangrijk vinden. Maar ik kan het natuurlijk mis hebben.”

En welke verrassende ontdekkingen deed je nog meer?

“Ik heb psychologie gestudeerd en me gespecialiseerd in psychotherapie, maar ik weet nu veel meer over het onderzoek naar temperament, de geestelijke gezondheid van mannen en mannelijke identiteit. Maar misschien was de grootste en meest onverwachte verrassing dat het hele project mijn eigen visie op mannen een beetje heeft veranderd. Ik heb veel meer inzicht gekregen in de uitdagingen die horen bij het man-zijn. En ik ben er minder zeker van dat ons geslacht het op dit moment goed doet.”

Ja, over uitdagingen gesproken: in welk opzicht hebben hoogsensitieve mannen het zwaar op de werkvloer?

“Voor mijn boek heb ik diverse mannen gevraagd hoe hun sensitiviteit invloed heeft op hun werk. Ik merk dat de meesten worstelen met de neiging om snel overprikkeld te raken. Daarnaast zeggen veel van hen dat ze niet houden van vergaderingen of groepswerk, omdat ze die als stressvol en uitputtend ervaren. Ze worstelen vaak ook met onderliggende teamconflicten die niet openlijk worden uitgesproken, maar toch merkbaar zijn voor hoogsensitieve werknemers.

Sommige van de mannen in mijn boek vertellen hoe verschrikkelijk ze het vinden om te werken in een omgeving die zeer competitief of chaotisch en ongestructureerd is. Het lijkt mij dat veel hoogsensitieve mannen een werkplek verkiezen die niet te veel onverwachte verrassingen in petto heeft en waar een zekere rust heerst.

Zintuiglijke sensitiviteit heeft zo z’n eigen uitdagingen. Een werkplek met veel lawaai, felle verlichting, kantoortuinen, het raam niet kunnen openzetten, een kantoor waar het ’s zomers snikheet is, om een paar voorbeelden te noemen. Al die dingen kunnen het hoogsensitieve mannen knap lastig maken.”

Wat valt daar volgens jou aan te doen?

“Het is heel belangrijk om goed voor jezelf te zorgen, ook op het werk. Pauzes nemen, het kantoor verlaten om even alleen te zijn of om een luchtje te scheppen, thee en water drinken in plaats van koffie, het eten van snacks en een goede maaltijd op het werk, op tijd naar huis gaan, je telefoon uitzetten na werktijd, geen e-mails lezen.

En misschien moeten we ook, zo goed als het kan, een werkomgeving creëren die hoogsensitiviteit-vriendelijker is. Betere verlichting, geluiddichte koptelefoons dragen, luidruchtige collega’s vragen om wat stiller te overleggen, dat soort dingen. Wanneer je emotioneel of overprikkeld bent, kun je jezelf ook ondersteunend en rustgevend toespreken. Of – als dat mogelijk is – mindfulness en ontspanningstechnieken toepassen. En leer grenzen te stellen. Sta jezelf toe om soms nee te zeggen, ook al vind je dat een beetje eng.”

In je boek schrijf je over de voordelen van hoogsensitiviteit. Waarom zijn hoogsensitieve mannen een aanwinst voor bedrijven?

“Ik denk dat we voorzichtig moeten zijn met generaliseren. Hoogsensitieve mannen zijn niet allemaal hetzelfde. Er zijn vele individuele verschillen, afhankelijk van karaktertrekken, eerdere ervaringen, verschillende levensverhalen, uitgesproken of onuitgesproken ‘familiewaarden’ waarmee ze zijn opgegroeid, aangeleerd gedrag enzovoorts.

Maar toch: naar mijn idee zijn hoogsensitieve mannen meestal gewetensvol, zorgvuldig en empathisch in hun werk. Ik denk dat ze vaak snel doorhebben wat er moet gebeuren om een situatie te verbeteren. En ze pikken de onvrede van een collega makkelijk op. Het feit dat ze informatie dieper verwerken betekent dat ze vaak dieper nadenken over het werk dat ze doen. Ze kunnen creatief en abstract denken. Ze kunnen laterale verbindingen leggen en goede oplossingen voor problemen verzinnen.

Ik krijg ook de indruk dat, als het om hun werk gaat, ze betekenis belangrijk vinden. Hoogsensitieve personen kunnen meestal goed zelfstandig werken en zijn bereid om hun werkgevers tevreden te houden – wat overigens niet altijd in hun eigen voordeel werkt.”

Als je werkgevers één advies mocht geven over het omgaan met hoogsensitieve mannen, wat zou dat dan zijn?

“Mijn enige advies zou zijn: kijk wie je voor je hebt en probeer de kwaliteiten van hoogsensitieve werknemers te waarderen en te benutten. Probeer ze niet te veranderen in iemand die ze niet zijn. De meeste hoogsensitieve mannen zijn ook introvert, veel van hen zijn verlegen, en dat is oké. Ze kunnen nog steeds uitstekend werk verrichten, ook al zijn ze van nature misschien minder luidruchtig, minder openlijk competitief of minder extravert.

Probeer te ontdekken wat deze werknemers van jou als baas nodig hebben om zich prettig te voelen op het werk, om te bloeien. Dat zijn waarschijnlijk hele andere dingen dan waar de minder sensitieve werknemers om vragen. Uiteindelijk zullen het bedrijf en jij als baas daarvan profiteren.”

Tot slot, hoe zie jij de toekomst voor hoogsensitieve mannen? Aan de ene kant raakt sensitiviteit bij mannen steeds meer geaccepteerd. Maar aan de andere kant is er een stroming die gelooft dat mannen ’te soft’ zijn geworden. Die vindt dat we dominant, competitief en roekeloos horen te zijn. In Nederland hadden we onlangs een SIRE-campagne die stereotiep gedrag bij jongens aanmoedigde. En onder wereldleiders zien we heel wat haantjesgedrag. Komt het nog goed?

“Goede vraag, ik heb daar een poos terug ook over zitten piekeren. Ik kan me herinneren dat ik in 2016 Elaine Aron interviewde voor mijn boek en het was toen politiek gezien een rumoerige tijd. Figuren als Poetin, Trump en Erdogan waren het toonbeeld van een specifiek soort man dat weinig sensitiviteit, empathie of subtiliteit uitstraalt. Tegelijk was er de opkomst van rechts-populisme in Europa en de ‘boze blanke man’. Ik dacht echt dat de wereld ging instorten. Het gaf me het gevoel dat we sensitieve mannen en jongens nóg meer in staat moeten stellen om zichzelf te zijn – omdat ze een noodzakelijk tegengif zijn tegen die schadelijke vorm van mannelijkheid.

Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de eigenschappen die we associëren met sensitieve mannen – zoals empathie, subtiliteit, strategisch en analytisch kunnen denken, diepe informatieverwerking, gewetensvol zijn – belangrijker zijn dan ooit om de problemen van dit moment op te lossen. Onze wereld lijkt te worden gedomineerd door angst, agressie, uitsluiting, fundamentalisme en een aanzienlijk gebrek aan inlevingsvermogen.

Tegelijk zie ik ook positieve veranderingen. Mensen praten openlijker over de mannelijke identiteit en de daarbij horende uitdagingen dan een paar jaar geleden. Recent verscheen bijvoorbeeld Jack Urwins boek Man up: surviving modern maculinity, dat gaat over toxic masculinity, giftige mannelijkheid. Het boek was een literair succes en heeft een diepe indruk op me gemaakt. Bovendien zijn er ook mannen in de politiek die, naar mijn idee, een gezondere en misschien wel sensitievere vorm van mannelijkheid vertegenwoordigen. Dat stemt me optimistisch. Ik denk aan Trudeau, Klaver, Sanders, Varadkar, Corbyn en misschien zelfs tot op zekere hoogte Macron.”

Het is dus niet alleen doffe ellende, bedoel je.

“Zoals ik in mijn boek schrijf: hoogsensitieve mannen spelen een sleutelrol in het veranderen van wat het betekent om een ​​man te zijn. Zij stellen namelijk automatisch en vaak indirect verouderde mannelijke stereotypen ter discussie. Als zij durven te leven als hoogsensitief persoon, dan helpt dat ook alle andere mannen om de ‘regels van mannelijkheid’ van zich af te schudden. Je weet wel, die vele problematische regels en verwachtingen waar mannen mee opgroeien en naar leven: wees niet emotioneel, wees sterk, dop je eigen boontjes, vraag anderen niet om hulp, wees seksueel dominant. Die kunnen allerlei problemen en psychische klachten bij mannen veroorzaken.

Hoogsensitieve mannen kunnen het goede voorbeeld geven. Ze laten zien dat het oké is om als man emotioneel en sensitief te zijn. Je blijft tenslotte een man. Iedereen profiteert daar uiteindelijk van: mannen, vrouwen en de samenleving als geheel. Ik geloof graag dat we momenteel het laatste gevecht leveren.”

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op De hoogsensitieve werknemer. Het boek is nu ook verschenen in het Nederlands onder de titel Hoogsensitieve mannen.